Advertisement
Jadoskills

Economie aantekening 1.4, 1.6. 3.1 t/m 3.3

May 8th, 2012
366
0
Never
Not a member of Pastebin yet? Sign Up, it unlocks many cool features!
text 2.75 KB | None | 0 0
  1. • Geld maakt indirect ruil mogelijk, ruilen van goederen door geld.
  2. • Intrinsieke waarde van geld = waarde van de matriaal die gebruikt is om 't geld te maken.
  3. • Nominale waarde = de echte waarde die op de geld is geprint. (b.v 100 florin)
  4. • Interne waarde van geld = hoeveelheid goederen die je met de geld binnen 't land kan kopen.
  5. • Externe waarde van geld = hoeveel buitenlands geld je met 1 florin kan krijgen.
  6. ~
  7. • Geld is gebaaseerd op vertrouwen van de mensen hierop, dus daardoor noemen we het ook fiduciar geld.
  8. • Functies van geld:
  9. - Ruilfunctie = dingen ruilen via geld
  10. - Rekenfunctie = prijs van goederen bepalen
  11. - Oppotfunctie = vermogen (hoeveelheid geld) aanhouden
  12. ~
  13. • Chartaal geld = tastbaargeld, b.v een biljet van 100 florin.
  14. • Giraal geld = onzichtbaar geld die je gebruikt b.v voor:
  15. - Geld overmaken in internet. (internetbankieren)
  16. - Dingen kopen met je pinpas in een winkel.
  17. - Gebruik te maken van een creditcard.
  18. ~
  19. • Procenten berekenen: getal/andere getal*100 = procent
  20. • Procentpunten = het verschill aantal procenten tussen oude en nieuwe getal.
  21. ~
  22. • Multinationals = bedrijven bevestigd in meer dan een land.
  23. • Internationale arbeidsverdeling = ieder land produceert iets waar ze goed in zijn (goedkoop ook).
  24. • Consument = iemand die iets koopt.
  25. ~
  26. • De aanbod is wat de bedrijven kunnen aanbieden, en de vraag is wat de mensen zullen kopen.
  27. • Externe effecten = iets dat komt door een effect die je niet voor hoeft te betalen.
  28. - Negatieve externe effecten = effecten die andere mensen lastig vallen.
  29. - Positieve externe effecten = externe effecten die positief zijn voor de omgeving.
  30. • De overheid zal ingrijpen en zet b.v accijns op dingen die negatief zijn, voordelen:
  31. - Het negatief effect wordt minder, nu moet je meer betalen.
  32. - De overheid krijgt geld om die negatieve effect te bestrijden.
  33. • De overheid zet kostprijsverhogende belasting op dingen b.v:
  34. - Accijns, btw (bbo), belasting op inkomst.
  35. • Belasting op inkomst = om de verschillen in inkomen te corrigeren, b.v inkomens verschill
  36. tussen een gehandicapte en een beroemde sporter.
  37. ~
  38. • Collectieve goederen = goederen die worden opgeleverd door de overheid (straatlicht).
  39. • Overheid geeft subsidie voor:
  40. - Iets te stimuleren (b.v zonnepanelen zetten).
  41. - Meer welvaart, kostprijs laag te houden (b.v subsidie aan bioscoop).
  42. - Ondernemers die naar buiten exporteren te helpen (b.v boeren).
  43. ~
  44. • Overheid zet ook invoerechten om de binnenlandse productie die misschien iets duurder
  45. dan de buitelandse productie is, ze zetten dan belasting op producten die van de buitenland
  46. komen, om ze duurder te maken dan de producten die in het land zelfs zijn gemaakt te beschermen.
  47. ~~ Success! ~~
Advertisement
Add Comment
Please, Sign In to add comment
Advertisement