4.7
-Invloed van de massamedia:
1. Injectnaald theorie = het publiek neemt informatie klakkelook over.
    Nadelen: Manipulatie = vervormde informatie aan publiek
                    Indoctrinatie = denk patroon wordt systematisch beinvloedt.
2. Multiple-step-flow theorie = meningen worden beinvloedt door een soort leiders.
3. Selectieve perspectie = door een referentiekader wordt de media gefliltreerd door de mensen zelf, ze zien alleen wat ze willen zien.
4. Agenda theorie: media beinvloedt de politieke disscusies.

4.8
-De massamedia beilvloedt waarover mensen praten en denken, maar ook hoe!

4.9
-Redenen waarom massamedia niet altijd optimaal werkt:
1. Marktgericht naar grote publiek (reclames, geld).
2. Eenzijdig communicatie (geen feedback)
3. Afhankelijk van persbureaus (bij ‘t niews)

4.10
-Oude media = kranden, radio, foto, tv, etc (weinig socialisatie)
-Nieuwe/interactieve media = blogs, fb, twitter, etc etc. (draait allemaal om socialisatie)
-De social media is een zeer snelle essentiele manier van communicatie.

5.1
Politiek = het maken van keuzes, wie, waar, waneer, en in welke vorm.
-Kenmerken van legitieme macht:
1. Mensen kunnen zelf de macht beinvloeden (stemmen)
2. Overheid moet zich aan de regels houden.

-Overheid heeft 2 monopolies: 1. macht van legitieme gebruik van geweld, 2. recht om belasting te heffen.
-Staat = een groep mensen, op een bepaald grondgebied, gereegeerd door een bepaalde macht.

-Democratie = het volk kiest mensen die hun plaats doen.
-Kenmerken:
1. Gelijkheid (geen discriminatie)
2. Vrijheid (meningsuiten)
3. Algemeen kiesrecht (iedereen 18+)
4. Regelmatige verkiezingen (b.v elke 4 jaar)
5. Triaspolitica
-Rechtstaat = een goeie democratie.

5.2
-Aruba palementaire system = eerste kamer (21 zetels) nl. heeft ook tweede kamer.
-Constutionele Monarchie = grondwt is boven alles, en niet de koning.
-De koning mag de informateur en formateur benoemen.
-Rechtelijke macht = in de hand van de openbaar ministerie.
-America: uitvoerende macht (president), wetgevende macht (congres), juridische macht (superme court).


-Klassieke rechten = vrijheid van godsdienst, meningsuiten, democratie, bescherming
-Sociale rechten= = rechten op eten, onderdak, werk, gezondheidszorg, onderwijs. (je kan ze niet opeisen van de overheid).

5.3
-Ideiologie = maatschapij opvatting
-Politieke stroming = mensen met ‘tzelfde ideologie, ze kunnen een politieke partij vormen en:
1. Ideeen aangeven (hun programma)
2. Kandidaten bij verkiezingen stellen.
Soorten partijen:
-Office seeking = parijen die willen regereen om vorm te geven aan beleid.
-Policy seeking = een zo groot mogelijk verandering op beleid.
-Vote seeking = willen veel kiezers voor controle op regeering.
Partij systemen:
1. eenpartijsysteem = geet relatie met andere partijen, vbaak bij dictatorische landen.
2. tweepartijsysteem = alleen 2 partijen om de macht b.v de VS, democrats repub.
3. meerpartijensysteem = b.v Aruba
Linkse partijen = willen dat overheid ingrijp, rechtste partijen willen dat niet.
-Populist = iemand die veel belooft, en niks doet.
-Kenmerken van popilist: 1. volk heeft voor het zeggen, 2. charismatisch leider, 3. vaderlandsliefde.
-Populist staat = het volk is altijd goed, elite is slecht.
-Totalitaire regimes = b.v Germany met Hitler.