Advertisement
Jadoskills

Ned woordenschat

Sep 30th, 2013
368
0
Never
Not a member of Pastebin yet? Sign Up, it unlocks many cool features!
text 4.47 KB | None | 0 0
  1. 1. Verzorgingstaat = gegarandeerde verzorging van iedereen van jong tot oud
  2. 2. Politieke agenda = prioriteit hebben in de politiek
  3. 3. Consensus = overeenstemming
  4. 4. Polarisering = steeds minder met elkaar eens zijn
  5. 5. Collectieve = gezamenlijke
  6. 6. Geengageerd = betrokken zijn bij de maatschappij
  7. 7. Privatisering = taken van de overheid in particuliere handen brengen
  8. 8. Zorgsector = bedrijfstak van de zorgsinstellingen
  9. 9. Tweesporenbeleid = beleid met twee verschillende en zelfs strijdige uitgangspunten
  10. 10. Tucht van de markt = vraag en aanbod moeten het bepalen
  11. 11. Maakbare samenleving = maatschappij waarin alles door de overheid geregeld (gemaakt) is
  12. 12. Referendum = volksraadpleging
  13.  
  14. 1. BNP = maat voor de grote van de economie in een land
  15. 2. BNP per hoofd v. bevolking = maat voor armoede/rijkdom in een land.
  16. 3. Dereguleren = vrijmaken van wettelijke bepaling of regeling
  17. 4. Hierarchie = rangorde
  18. 5. Innovatie = het invoeren van nieuwe ideen, goederen en diensten/processen
  19. 6. Interventie = tussenkomst (intervention)
  20. 7. Kenniseconomie = economie die sterkgericht is op ontwikkeling van technologie
  21. 8. Markteconomie = vrije economie
  22. 9. Participatie = deelneming/deelname
  23. 10. Pluralisme = systeem waarbinnen verschillende overtuigingen naast elkaar kunnen bestaan
  24. 11. Rechtsorde = maatschapelijke orde in een land die op her recht gegrond is (legal system)
  25. 12. Verzuiling = Verschijnsel dat het maatschappelijk leven opgedeeld is in verschillende kerk/politieke groeperingen.
  26.  
  27. 1. Mediteren = in jezelf gekeerd zijn om zo de diepste werkelijkheid te ervaren
  28. 2. Extentiele vragen = vragen naar (de zin van) het bestaan
  29. 3. Misvattingen = onjuiste ideeën
  30. 4. Wijsbegeerte = filosofie
  31. 5. Klassieke folosofen = beroemde filosofen van vroeger
  32. 6. Contemporaine filosofie = hedendaagse filosofie
  33. 7. Metafysica = het bestuderen van het niet-zintuiglijk waarneembare
  34. 8. Logica = redeneerkunst
  35. 9. Wetenschatfilosofie = filosofie over de wetenschap
  36. 10. Curriculum = datgene dat geleerd moet worden
  37. 11. Retorica = leer van de welsprekendheid
  38. 12. Argumentatietheorie = leer van het redeneren in taal
  39.  
  40. 1. Agorafobie = pleinvrees/ruimtevrees
  41. 2. Aha-erlebnis = plotseling inzicht in een probleem waarbij alle losse aspecten in elkaar passen.
  42. 3. Archetypen = oerbeelden/oervormen
  43. 4. Axioma = onbewezen/door iedereen aanvaarde stelling
  44. 5. Deja vu = gevoel dat men iets eerden heeft gezien of meegemaakt
  45. 6. Dilemma = keuze tussen twee mogelijkheden die beide problemen met zich mee brengen
  46. 7. Embleem = herkenningsteken
  47. 8. Empathie = het zicht inleven in de belevingswereld van anderen
  48. 9. Estetisch = smaakvol/kunstzinnig
  49. 10. Etisch = moreel
  50. 11. Extentialisme = filosofie dat uitgaat van de volledige vrijheid(keuze) van de mens
  51. 12. Projectie = pysisch proces waarbij men eigen gevoelens of gedachten ontkent maar toeschrijft aan anderen
  52. 13. Schizofrenie = pysische stoornis waarbij men het gevoel voor de realitieit verliest
  53. 14. Syndroom = complex van ziekteverschijnsel waarvan de oorzaak onbekend is
  54. 15. Verlichting = periode waarin het verstand de leidraag voor handelen en wetenschap is geworden
  55.  
  56. 1. Historici = geschiedkundigen
  57. 2. Profeten = voorspellers
  58. 3. Het paradijs op aarde = ideale maatschappij
  59. 4. Heilboodschap = bericht dat alles (zo) goed zal komen
  60. 5. Gerealiseerd = tot werkelijkheid gemaakt
  61. 6. Totalitaire systemen = systeem met aan het hoofd een dictator, immuun voor kritiek en mensen met kritiek worden vervolgd
  62. 7. Complottheorieen = over vijanden zien die samenspannen tegen het systeem
  63. 8. Intelligentsia = de culturele elite, de gestudeerden
  64. 9. Bourgeoisie = de heersende klasse, de gegoede burgerij
  65. 10. Ballingschap te gaan = buiten het land gaan leven
  66. 11. Tirannieke = totalitaire
  67.  
  68. 1. Anarchisme = het streven naar leven waarin mensen zonder macht leven
  69. 2. Cynisme = niet geloven in goede doelen van mensen, en dat scherp laten merken
  70. 3. Exhibitionisme = sterke neiging om zichzelf in het middelpunt van de aandacht te plaatsen
  71. 4. Expansionisme = streven naar uitbreiding van macht
  72. 5. Fatalisme = geloof aan onvermijdelijk noodlot (destiny)
  73. 6. Fundamentalisme = zeer strenge richting binnen een geloof
  74. 7. Hedonisme = leer dat genot het hoogste goed is
  75. 8. Opportunisme = gebruik maken van omstandigheden van het moment (voor zichzelf)
  76. 9. Pacifisme = streven naar vrede/tegen bewapening en oorlog
  77. 10. Patriottisme = vaderlandsliefde/burgerzin
  78. 11. Utilitarisme = leer dat het nut in enige politieklijn moet zijn voor moreel handelen
  79. 12. Zionisme = streven van joden om israel te handhaven
Advertisement
Add Comment
Please, Sign In to add comment
Advertisement